Wegenverkeerswet

Wegenverkeerswet (Wvw)

  • Doel van de Wegenverkeerswet: Het stellen van regels betreffende verkeer op de wegen”.
  • Onderverdeling Wegenverkeerswet
    1. Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) en daaruit voortvloeiende maatregelen van bestuur.
    2. Voertuigreglement (Vr).
    3. Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (Rvv 1990)

1. Ernstige misdrijven op de weg (Wvw)

  • Deze misdrijven gelden overal, dus ook op eigen (bedrijfs)terrein.
  • Art. 6 Wvw: Dood of zwaar lichamelijk letstel door schuld
    = dit artikel is van toepassing op een ieder die aan het verkeer deelneemt.
    = strafverzwaring doet zich voor bij gebruik van bewustzijnsbeïnvloedende middelen (alcohol).
    = fietser: het Wetboek van Strafrecht (Sr) is van toepassing.
  • Art. 7 Wvw: Verlaten plaats ongeval
    = men dient bij de plek van ongeval te blijven.
    = toch doorrijden: indien er geen doden of gewonden zijn,
    _ melding van het ongeval moet binnen 12 uur na het ongeval geschieden.
  • Art. 8 Wvw: Rijden onder invloed
    = dit geldt alleen voor een bestuurder van een voertuig.

2. Gebruik van de weg

  • Art. 5 WvW: Gebruik van de Weg
    “Het is verboden zich zodanig op een weg te gedragen, dat hierdoor de veiligheid of vrijheid van anderen in gevaar wordt gebracht.”
  • Weg: “Alle voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande wegen of paden.”
    = afgesloten terrein van een besloten object valt daar niet onder:
    _ een ongeluk op een afgesloten terrein kan niet worden vervolgd ingevolge de Wegenverkeerswet;
    _ wél als er borden zijn geplaatst met “Wvw en Rvv van toepassing zijn op het terrein”.
  • Bestuurder: “Hij die het motorvoertuig bestuurt of auto- of motorrijles geeft (de juridische bestuurder) en alle overige weggebruikers. Niet de voetganger.”
  • Motorrijtuigen: “Alle  gemotoriseerde voertuigen, met uitzondering van invalidenvoertuigen, bromfietsen en voertuigen  die via rails worden voortbewogen.”
  • Verkeer: “Alle weggebruikers (dus óók voetgangers).”
  • Bevoegd gezag: “Allen die het beheer hebben over het wegennet.”
  • Parkeren: “Het laten stilstaan van een motorvoertuig anders dan gedurende de tijd die men nodig heeft voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen of het in- of uitstappen van passagiers.
    = Het is verboden om een voertuig
    _ a. voor een in- of uitrit te parkeren;
    _ b. langs een gele ononderbroken streep te parkeren;
    _ c. op een afstand van minder dan vijf meter van een straathoek/kruispunt te parkeren;
    _ d. dubbel te parkeren.
  • Hulpverlenende diensten:
    = brandweer, politie of ambulance ( of andere aangewezen hulpdiensten);
    _ hebben voorrang op plaatsen waar zij dat normaal niet zouden hebben;
    _ hoeven zich niet aan de maximum snelheid te houden;
    _ mogen door rood licht rijden etc.
    _ mogen – wanneer dit noodzakelijk is – gebruik maken van een blauw zwaailicht of een twee- of drietonige hoorn.
  • Invalidenvoertuig (brommobiel): “Een voertuig dat niet breder mag zijn dan 1,10 meter en dat is ingericht voort het vervoer van één persoon.”
    = De motor moet een elektromotor zijn over een verbrandingsmotor van ten hoogste 50 cc.
    = Bestuurders mogen alleen gebruik maken van rijbaan.
    _ niet toegelaten op het trottoir, het fietspad.
    _ niet op autowegen en autosnelwegen en op wegen die zijn te herkennen aan een (C9) verkeersbord: een rond wit bord met rode rand, waarin in zwart de symbolen voor trekker, bromfiets en fiets zijn afgebeeld.
  • Verkeersregelaars:
    = personen die bij een school helpen met oversteken (verkeersbrigadiers/klaarovers);
    _ aangesteld door de burgemeester.
    = verkeersregelaars bij evenement;
    _ aangesteld door minister van VROM en overig de burgemeester.
    = verkeer regelen onder toezicht van de politie.
    = Bijlage II Rvv 1990, aanpassing maart 2009:
    _ a. per locatie kan door de politie worden bepaald welke aanwijzingen mogen worden gegeven.
    _ b. evenementverkeersregelaars vervullen deze taak onder toezicht van de politie.
    _ c. evenementverkeersregelaars kunnen per evenement worden ingezet na het ontvangen van instructie.
    _ d. verkeersregelaars kunnen een beperking in de uitoefening van hun bevoegdheden worden opgelegd.
    _ e. de verkeersregelaar mag uitsluitend optreden in wettelijk voorgeschreven kleding.
    _ f. de verzamellijst met namen van aangewezen evenementverkeersregelaars moet op verzoek van de politie kunnen worden overlegd.

3. Verkeerstekens

  • Hiërarchie van belangrijkheid
    = 1) Aanwijzingen <=> 2) Verkeerstekens <=> 3) Regels (verkeers- en gedragsregels).
  • Bestuurders zijn verplicht …
    = aanwijzingen op te volgen van bevoegde verkeersregelaars.
  • Weggebruikers zijn verplicht …
    = aanwijzingen op te volgen van “bevoegd gezag” (bijvoorbeeld verkeerspolitie).
    = zich te houden aan de verkeerstekens, die
    _ 1)  een gebod of
    _ 2) een verbod inhouden.
  • “Verkeerstekens” zijn
    _ 1) verkeersborden,
    _ 2) verkeerstekens op het wegdek en
    _ 3) verkeerslichten.

Literatuur

  • C. van Duykeren & P. Bouman (2009), “Event Security Officer”