Crowd management | Crowd control

Risicomanagement, Crowdmanagement & Crowd control

Risicomanagement, Crowdmanagement, en Crow control moeten leiden tot plannen die de veiligheid van bezoekers van het evenement moet waarborgen.

1. Event Security Officer

  • Taken Event Security Officer
    1) Het bevorderen van objectieve en subjectieve veiligheid.
    2) Vervullen van oog- en oorfunctie.
    3) Vervullen van de rol van gastheer/-vrouw (service verlenen).
    4) Zorgen voor goede communicatie met je beveiligingsteam.
  • Instructies voor Event Security Officers (briefing)
    = ESO: verantwoordelijkheid moet altijd helder en duidelijk zijn bij de operationele uitvoering tijdens het evenement;
    = worden schriftelijk en/of mondeling doorgegeven tijdens de briefing;
    = regels, afspraken en taken tijdens het evenement.
    _ 1) Wie bepaalt wat?
    _ 2) Wie heeft de leiding?
    _ 3) Hoe verloop de communicatie?
    _ 4) Wat te doen wanneer het dreigt mis te gaan?
    _ 5) Wat te doen als het misgaat?
    _ 6) Wie neemt de leiding als het misgaat?
    _ 7) Wanneer nemen overheids(hulp)diensten de leiding over?

2. Risicomanagement

  • Multidisciplinaire aanpak (betrokken partijen)
    = Verschillende betrokken partijen werken nauw samen, zodat de specifiek belangen van elke afzonderlijke partij naar behoren worden behartigd:
    _ 1) evenementenorganisator;
    _ 2) locatieverstrekker;
    _ 3) bezoekers;
    _ 4) overheid (gemeente, provincie);
    _ 5) hulpdiensten (politie, brandweer, geneeskundige dienst);
    _ 6) particuliere evenementenbeveiligingsbedrijf;
    _ 7) vervoersdiensten.
  • Risico management
    = Het onderzoeken en analyseren van risico’s en beschrijven plannen.
    = Risico’s: gezondheid, commercieel, verzekeringen.
    = Risicomanagementplan:
    _ 1) risico-analyse
    _ 2) crowdmanagementplan
    _ 2) beveiligingsplan;
    _ 3) mobiliteitsplan;
    _ 4) incidentenopvolgingsplan (aan de hand van een scenariomatrix);
    _ 5) ontruiming-/calamiteitenplan;
    _ 6) aanvalsplan (brandweer).
    = Weergave van multidisciplinaire integrale aanpak van publieksveiligheid.
  • Beveiligingsplan
    = Draaiboek met maatregelen om het evenement veilig en in goede orde te laten plaatsvinden.
    = Meestal opgesteld door een gespecialiseerd evenementenbeveiligingsbedrijf.
    = Basis voor de instructies voor Event Security Officers.
  • Crowd management
    = Onderdeel risicomanagement gericht op:
    _ a) Systematisch plannen voor en supervisie van de geordende beweging bij het samenkomen van mensen;
    _ b) Systematisch analyseren van, anticiperen op en terugdringen en/of wegnemen van risico’s wanneer (veel) mensen bij elkaar komen.
    = Alle aspecten die relevant zijn voor het managen van groepen (crowd) mensen.
    = In essentie preventief / strategisch.
    = Focus op te nemen maatregelen voor handhaven publieksveiligheid.
  • Crowd control
    = Gericht op het beheersen van groepsgedrag.
    = Uitvoering maatregelen beschreven in het crowdmanagementplan.
    = In essentie preventief / tactisch.
    = Focus op nemen van maatregelen voor handhaven publieksveiligheid.
    _ 1) het in goede banen leiden van (grote) groepen mensen;
    _ 2) beheersen hoeveelheid mensen in een willekeurige ruimte;
    _ 3) het gericht gebruik van geweld om openbare orde te herstellen (voorbehouden aan politie).

3. Risicoanalyse

  • Wat zijn de kenmerken van het evenement?!
    = Waar vindt het evenement plaats?
    = Wat is de aard van het evenement (evenementprofiel)?
    = Hoeveel bezoekers worden verwacht?
    = Wat is het bezoekersprofiel?
    = Wat is het te verwachten bezoekersgedrag?
    = Wat is de tijdsduur van het evenement?
    = Welke activiteiten vinden plaats?
    = Wat is de indeling van het terrein (infrastructuur)?
  • Welke risico’s kunnen zich voordoen?!
    = Wat zijn de mogelijke gevaren? (benoemen en definiëren)
    = Hoe kan er schade ontstaan?
    = Wie kunnen er getroffen worden door de gevolgen?
    = Hoe wordt er omgegaan met calamiteiten, ontruiming?
    = Zijn de bestaande voorzieningen acceptabel per risico?
  • Welke maatregelen voor waarborgen veiligheid van het evenement?
    = Welke noodzakelijke aanvullende maatregelen zijn nodig.
    = Analyseer de nieuwe situatie.
  • Aanvullend
    = Houdt de verzamelde informatie en gegevens actueel.
    = Directe evaluatie na het evenement.
    = Zorg voor het vastleggen van bevindingen.

4. Crowd control

4.1 Infrastructuur

  • Inrichting/indeling van het bezoekersgebied
    = Aandacht voor in-/uitgangen (crowd control)
    _ verkeerde locatie ingangen of te weinig ingangen kan gevolgen hebben voor de wachtenden in de rij;
    = Zorgen voor de juiste hoogte van het podium. (people satisfaction)
    = Juiste aantal toiletten. (people satisfaction)
    = Plaats catering, toiletten en andere voorzieningen. (people orientation)
    etc.

4.2 Migratie

  • Bezoekersstroombeheersing
    = Beheersen bezoekersstroom over het bezoekersgebied.
    _ voorkomen ongecontroleerde beweging bezoekersstroom (stampede).
    _ bezoekers moeten zich vrij en veilig over en over het bezoekersgebied kunnen bewegen.

4.3 Monitoren

  • Het observeren van bezoekers (spotten):
    = migratie/verplaatsing;
    = juiste verdeling van publieksdichtheid in diverse compartimenten;
    = aantal bezoekers;
    = probleemgedrag;
    = activiteiten van het publiek
    = eventueel via CCTV.
  • Feedback geven van observaties aan de centrale post(en)

4.4 Communicatiemanagement

  • Communicatie tussen medewerkers:
    = heldere hiërarchische instructielijnen zijn noodzakelijk;
    = vanuit centrale communicatiepost;
    = strakke en heldere communicatie procedures voorkomen communicatieproblemen.
  • Communicatie naar bezoekers:
    = het overbrengen van boodschappen en informeren van bezoekers;
    = vormen van communiceren met bezoekers:
    _ media (radio, tv, dag-/weekbladen, internet);
    _ informatie op het toegangsbewijs;
    _ bewegwijzering;
    _ omroepinstallatie;
    _ megafoon;
    _ via ESO;
    _ informatiepunten, service desk(s);
    _ grote videoschermen, tv-schermen;
    _ lichtkrant, informatieschermen;
    _ scorebord.

4.5 Compartimenteren

  • Inrichten deelgebieden voor veiligheidsbeheersing:
    = rekening houden met ontruimingsprocedures;
    = meer services bieden aan bepaalde groepen;
    = afschermen van tribunes;
    = controleren/beheersen van migratie van bezoekers;
    = privacy van artiesten waarborgen;
    = werkruimte creëren voor de organisatie van het evenement.
  • Voorbeelden van afgeschermde gebieden:
    = VIP tribune;
    = hospitality-/ontvangstruimte
    = kleedkamers;
    = backstage/frontstage gebied;
    = calamiteitenroute;
    = verzamelpunt (na evacuatie);
    = gehandicaptentribune;
    = voorzieningen op het bezoekersgebied van welzijn:
    _ camping,
    _ eten en drinken,
    _ boodschappen,
    _ catering,
    _ toiletten en wasgelegenheden,
    _ pinautomaten,
    _ EHBO.

5. Gevaarlijke situatie

5.1 Risicofactoren

  • ESO: Situaties opmerken waarvan hij vindt dat dit gevaar kan opleveren voor hem of anderen (bezoekers, collega’s andere betrokkenen bij het evenement).
    _ 1) onveilige ingangen/uitgangen;
    _ 2) ongeoorloofde ingangen, bijvoorbeeld voetgangerdoorgang die toegankelijk is voor auto’s;
    _ 3) gladde doorgangen;
    _ 4) gevaarlijke situaties: struikelgevaar (snoeren), loszittende zitplaatsen, uitstekende scherpe voorwerpen;
    _ 5) brandgevaarlijke situaties;
    _ 6) weersomstandigheden (regenval, modder, hagel, storm);
    _ 7) gebrekkige bewegwijzering;
    _ 8) rondslingerend puin;
    _ 9) onhygiënische situaties (bijvoorbeeld verstopte smerige toiletten).

5.2 Risico’s veroorzaakt door menselijk gedrag

  • Risico’s:
    = op hol geslagen (mensen)menigte: stampede;
    = te hoge publieksdichtheid;
    = tegenovergestelde publieksstromen (cross flow);
    = de infrastructuur en/of de voorzieningen (vluchtwegen, hekken, afscheidingen) niet bestand tegen de geplande bezoekersaantallen;

    = risicovol collectief gedrag: publiek klimt op daken om beter te zien.
    = ontevreden bezoekers: vernielzuchtig gedrag en/of asociaal gedrag;
    = gedrag dat tegen een tegenstander is gericht – verschillende kampen supporters;
    = cultureel gedrag: stage diven , crowd surfen, pogoën of slam dancing.
  • Potentieel gevaar?!
    _ 1) Wees alert op mogelijke gevaarlijke situaties (pro-actief).
    _ 2) Informeer een leidinggevende.
    _ 3) Pleeg altijd overleg met een collega.
    _ 4) Houd contact met de collega’s.
    _ 5) Neem het gevaar weg.
    _ 6) Verwijder eventueel bezoeker(s). Doe dit niet alleen.
    _ 7) Beperk – indien mogelijk – blootstelling aan het gevaar.
  • Voorkomen ongelukken:
    = ESO: alert opmerkzaam;
    = werken met goede communicatiemiddelen, cameratoezicht;
    = voorwaarden beschreven in de plannen behorende bij het risicomanagement.

Literatuur

  • C. van Duykeren & P. Bouman (2009), “Event Security Officer”

Wet pbr

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

  • Wetgeving op het gebied van particuliere beveiliging is de opvolger van de Wet op de weerkorpsen (1936).
  • Deze wet is in de negentiger jaren aangepast en veranderd in de Wet particuliere  beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).

Het is verboden zonder vergunning van onze minister (Justitie)door de instandhouding van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau – beveiligingswerkzaamheden of recherchewerkzaamheden te verrichten of aan te bieden.” (art. 2. Wpbr)

  • Goedkeuring instructie geldig voor de medewerkers van een particuliere beveiligingsorganisatie ligt bij de minister van Justitie.
  • Controle op naleving van de Wet pbr ligt bij de korpschef van de politieregio.
    • De directie moet voldoende vakbekwaam zijn, betrouwbaar en geschikt.
      = tevens dient het aantoonbaar maatregelen te treffen, opdat vertrouwelijke gegevens niet in handen van onbevoegden kunnen komen.
    • Een duidelijke instructie vastgelegd voor het personeel.
    • Controle zal plaatsvinden op basis van het publiceren van het jaarverslag.
  • Veiligheid en beveiliging zijn in handen van diverse overheidsinstanties en beveiligingsbedrijven, recherchebureaus en andere hulpdiensten.
  • Er ontstaat een steeds grotere samenwerking tussen overheid en private ondernemingen.

Een particuliere beveiligingsorganisatie is

  • een door één of meer personen in het leven geroepen en in stand gehouden organisatie;
  • die gericht is op feitelijke handhaving van personen/goederen of van de openbare orde;
  • die niet wordt aangemerkt als een weerkorps.

Inhoud

1. Veiligheidssectoren in Nederland
1.1 Overheid
1.2 Particuliere beveiligingsbedrijven
1.3 Hulpverlenende instanties
1.4 Inschakelen externe hulpverlenende instanties

2. Eisen voor beveiligingspersoneel
2.1 Uniformplicht
2.2 Diplomabezit
2.3 Legitimatiebewijs
2.4 Gegevens op het legitimatiebewijs
2.5 Legitimatieplicht
2.6 Aanstellingseisen
2.7 Functies particuliere beveiligingsorganisatie
2.8 Screening
2.9 Werken als Event Security Officer (ESO)
2.10 Bevoegdheden (vergelijking)
2.11 Overige bepalingen


1. Veiligheidszorg (sectoren) in Nederland

  • Veiligheid en het waarborgen van veiligheid: In eerste instantie taak van de overheid.
  • Veiligheidszorg: Een taak van de overheid en particuliere beveiliging.
  • Veiligheidsnetwerk: [www.ibonet.eu]
    = Hoe de veiligheidszorg in Nederland is geregeld?
    = Wat de gedragscodes, procedures en technieken in de beveiligingsbranche zijn?

1.1 Overheid

  • Ministeries: Justitie, Defensie, Binnenlandse Zaken
    = Openbare orde en veiligheid.
  • Politie:
    = opsporen en onderzoeken van strafbare feiten;
    = hulpverlening bij calamiteiten en evenementen;
    = uitvoeren van controles met betrekking tot diverse wetten;
    = beschermen en beveiligen van personen.
  • Defensie, krijgsmacht (Landmacht, Luchtmacht, Marine, Marechaussee)
    = verdedigen van eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief Nederlandse Antillen en Aruba;
    = bescherming en bevordering van de internationale rechtsorden en stabiliteit;
    = ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
  • BiZa, Algemene inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD)
    = bewaken en beveiliging van personen en instellingen in Nederland;
    = onderzoek naar organisatie en personen, die een bedreiging kunnen vormen van de veiligheid in de samenleving;
    = veiligheidsonderzoek (antecedentenonderzoek) bij kandidaten voor vertrouwensfuncties;
    = bevorderen beveiligingsmaatregelen voor het bewaken van Staatsgeheimen;
    = inlichtingen vergaren over het buitenland (contraspionage).

1.2 Particuliere beveiligingsbedrijven

  • Publieke veiligheidszorg, voor de overheid
    = toegangscontrole overheidsgebouwen en -terreinen;
    = surveilleren terreinen o.a. burgerluchtvaart;
    = bijstand verlenen overheidstaken: parkeerbeheer, visserij-inspectie en milieutoezicht;
    = arrestantenverzorging op politiebureaus;
    = detentietoezicht bij justitiële instellingen.

  • Private veiligheidszorg, bedrijven en instellingen
    = evenementenbeveiliging;
    = toegangscontrole en surveilleren bij bedrijven;
    = mobiele surveillance en alarmopvolging;
    = winkelsurveillance;
    = geldtransport van grote waarden van beperkte omvang;
    = persoonsbeveiliging;
    = verzamelen van informatie (particulier onderzoeker/recherchebureau).
    • Soorten particuliere beveiligingsorganisaties
      = Particulier Beveiligingsbedrijf (extern)
      = Particuliere Bedrijfsbeveiligingdienst (intern)
      = Particuliere Alarm Centrale (PAC)
      = Particuliere Geld-waardetransport (t.b.v. derden met beperkte omvang)
      = Particulier Recherchebureau (het verzamelen en analyseren van gegevens)
      = Overige Particuliere Beveiligingsorganisaties (horecaportiers, stewards, bestuursorganen die werkzaamheden verrichten op grond van de Wet sociale werkvoorziening)

1.3 Hulpverlenende instanties

  • Intern
    = Bedrijfshulpverlening (BHV):
    a. Arbo-wet verplicht in eerste instantie zelf zorg te dragen voor een zo veilig mogelijke uitvoering van werkzaamheden in het bedrijf.
    b. Een gedeelte medewerk(st)ers dient
    _ 1) eerste hulp te kunnen bieden,
    _ 2) op de hoogte te zijn van de ontruimingsprocedure bij brand- of bommelding,
    _ 3) om te kunnen gaan met kleine blusmiddelen.
    c. De BHV-er dient in het bezit te zijn van een BHV-diploma.
    = Bedrijfsbrandweer:
    _ bedrijven die met brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen werken.
  • Extern
    = Politie: in te schakelen bij
    _ a. (ernstige) verkeersongevallen;
    _ b. plegen of vermoeden van strafbare feiten.
    = Ambulance:
    _ a. in te schakelen bij ongevallen met (ernstig) persoonlijk letsel;
    _ b. eventueel wordt hulp geboden met een helikopter (traumateam).
    = Brandweer: in te schakelen bij
    _ a. brand;
    _ b. redden slachtoffers ernstig ongeval;
    _ c. preventieadviezen;
    _ d. evenementen (brandwacht).
  • Overige
    = Bergingsbedrijf:
    _ Bedrijven die zich gespecialiseerd hebben
    _ Voeren een geel zwaailicht.
    _ a. in het vrijmaken van de weg bij (ketting)botsingen;
    _ b. het wegslepen van autowrakken.
    = Arbeidsinspectie: Inspecteurs Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
    _ a. Inschakelen bij ernstig bedrijfsongeval: grote materiële schade en/of slachtoffers;
    _ b. Buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd om te controleren op naleving van de Arbeidswet en Arbeidsomstandighedenwet;

1.4 Inschakelen externe hulpverlenende instanties

  • “112” (Landelijke bekend telefoonnummer).
  • Politie, ambulance en brandweer mogen sneller rijden dan wettelijk toegestaan in combinatie met sirene en blauw zwaailicht (art. 3 Wegenverkeerwet) en zichtbare werkkleding.

2. Eisen voor beveiligingspersoneel

2.1 Uniformplicht

  • Goedkeuring uniform: Beveiligingspersoneel is tijdens het uitvoeren van beveiligings-werkzaamheden verplicht een door de Minister goedgekeurd uniform te dragen.
  • Beveiligings-V: Aan de voorkant van het uniform moet de “beveiligings-V” zichtbaar zijn en op de achterkant de naam van het beveiligingsbedrijf.
  • Ontheffing uniformplicht: Alleen de korpschef van de regio kan ontheffing verlenen omtrent de uniformplicht.
  • Werken zonder uniform: Beveiligers dienen in het bezit te zijn van het vakdiploma beveiliging (Beveiliger 2) om zonder uniform te mogen werken.
  • Winkelbeveiliger in burgerkleding dient voor de uitoefening in het bezit zijn van:
    = Basisdiploma Beveiliging of ABM-diploma (Beveiliger 2)
    = certificaat Detailhandel – module winkelsurveillance.
  • Kleur uniform: Het uniform kan een donkerblauw of grijs pak zijn.
  • De ESO regelmatig casual gekleed: polo, T-shirt, bodywarmer of jack.

2.2 Diplomabezit

  • Tot 1 januari 1997 – De aspirant beveiligingsmedewerker kreeg een groen legitimatiebewijs. Men moest binnen 12 maanden het basisdiploma Beveiliging bezitten, waarna de beveiliger een grijs legitimatiebewijs kreeg.
  • Na 1 januari 1997 – Om beveiligingswerkzaamheden ter verrichten bij een particuliere beveiligingsorganisatie moest men eerst het diploma Algemeen Beveiligingsmedewerker behalen.
  • Na 1 augustus 2002
    = diploma Algemeen Beveiligingsmedewerker is gewijzigd in opleiding Beveiliger 2.
    = het groene legitimatiebewijs is vervallen (2003).
    = de beveiligingsmedewerker krijgt direct een grijs legitimatiebewijs, maar moet wel vanaf dat moment binnen een jaar gediplomeerd zijn.

2.3 Legitimatiebewijs

Na maximale geldigheid dient de beveiligingsmedewerker opnieuw gescreend te worden.

  • Groen:
    = Is vervallen. Was beveiligingsmedewerker in opleiding. (2003)
  • Grijs:
    = Gediplomeerd beveiliger – max. geldig: 3 jaar (augustus 2002).
    = Ongediplomeerde beveiliger – moet binnen 1 jaar Beveiliger 2 behaald te hebben.
  • Blauw:
    = Event security officers, horecaportiers, voetbalsteward, overige particuliere beveiligingsorganisaties.
    = Gediplomeerd beveiliger – max. geldig: 3 jaar
    = Ongediplomeerde beveiliger – moet binnen 1 jaar gediplomeerd.
  • Geel:
    = Particuliere recherchebureaus.
    = Max. geldig: 3 jaar.

2.4 Gegevens op het legitimatiebewijs

Op het legitimatiebewijs moeten de volgende gegevens machinaal worden ingevuld:

  • gegevens van de particuliere beveiligingsorganisatie of het recherchebureau
    = naam, adres en telefoonnummer.
  • nummer van de vergunning.
  • gegevens houder
    = naam, voornamen, geboortedatum en functie van de houder.
  • geldigheidsdatum
    = de datum waarop de geldigheid van het bewijs verstrijkt.
  • afgiftegegevens
    = plaats en datum van afgifte aan de houder.
  • handtekening organisatie
    = van degene die met de leiding van de beveiligingsorganisatie is belast.
  • eventuele beperkingen voor wat betreft de uit te voeren werkzaamheden
    = art. 13, derde lid, van de regeling.
  • eventuele aanvullende opleidingen
    = art. 9 van de regeling: winkelsurveillant of persoonsbeveiliger).
    =
    wanneer betrokkene aanvullende opleidingen heeft gevolgd voor het beveiligen van personen of winkelbeveiliging, dient dit te worden aangegeven op het legitimatiebewijs.
    = het vakje diploma persoonsbeveiliger kan worden aangekruist wanneer de betrokkene door het overleggen van het diploma of een kopie daarvan ten genoegen van de korpschef heeft aangetoond in het bezit te zijn van:
    _ het diploma Beveiligingsmedewerker, differentiatie persoonsbeveiliger van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting ECABO of
    _ het Vakdiploma Beveiliging van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties.
    =
    het vakje diploma winkelsurveillant kan worden aangekruist wanneer de betrokkene door het overleggen van het diploma of een gewaarmerkte kopie daarvan ten genoegen van de korpschef heeft aangetoond in het bezit te zijn van:
    _ het diploma Beveiligingsmedewerker, differentiatie winkelsurveillant van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting ECABO of
    _ het Certificaat Detailhandel van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties.
  • een goed gelijkende foto van de houder
    = de foto moet op het bewijs zijn bevestigd, zodanig dat verwijdering niet kan plaatsvinden zonder beschadiging.
  • een stempel van de particuliere beveiligingsorganisatie of het particulier recherchebureau
    = gedeeltelijk op de foto en gedeeltelijk op het bewijs.

2.5 Legitimatieplicht

  • De beveiligingsmedewerker is verplicht tijdens de uitvoering van werkzaamheden het legitimatiebewijs bij zich te dragen en op verzoek te tonen.
  • Deze bepaling staat naast de algemene identificatieplicht: paspoort, rijbewijs of identiteitskaart.

2.6 Aanstellingseisen

  • Toestemming van de korpschef van de regiopolitie waarin de organisatie is gevestigd.
    = moet over de nodige vakbekwaamheid beschikken;
    = moet ‘van onbesproken gedrag’ zijn.

2.7 Functies particuliere beveiligingsorganisatie

  • Objectbeveiliger.
  • Surveillant: mobiel, winkel, hotel.
  • Parkeercontroleur.
  • Geldwaardetransporteur.
  • Centralist.
  • Evenementenbeveiliger, voetbalsteward, horecaportier, overige particuliere beveiliging.
  • Hondengeleider.

2.8 Screening

  • Controle op betrouwbaarheid na behalen theorie-opleiding.
    _ Vaststellen of een persoon betrouwbaar is en geen strafblad heeft.
  • Tot vier jaar terug:  niet veroordeeld voor een eenvoudig strafbaar feit.
  • Tot acht jaar terug: niet veroordeeld voor een ernstig strafbaar feit.
  • Vindt plaats na op basis van het aanvragen van een “Verklaring Omtrent het Gedrag” (VOG).

2.9 Werken als Event Security Officer (ESO)

  • Inzetbaar na screening, afgifte legitimatiebewijs:
    = door de regiopolitie (afdeling Bijzonder Wetten);
    = eigendom van het particuliere beveiligingsbedrijf;
    = blauw legitimatiebewijs: bedrijf, pasfoto, naam, geldigheid.
  • Eerst inzetbaar als aspirant ESO.

2.10 Bevoegdheden (vergelijking)

  1. Politie
    = In dienst van: Overheid;
    = Opsporingsbevoegdheid: Ja;
    = Legitimatie: Politielegitimatie;
    = Bewapend: Ja;
    = Uniform: Politie-uniform of in burger;
    = Inzetbaar: Overal;
    = Fouilleren: Ja.
  2. Beveiligingsmedewerker
    = In dienst van: Particuliere instantie;
    = Opsporingsbevoegdheid: Nee;
    = Legitimatie: Grijze pas (legitimatie);
    = Bewapend: Nee;
    = Uniform: Uniform met zichtbaar “beveiligings-V”;
    = Inzetbaar: Afhankelijk van functie, overal;
    = Fouilleren: Mag veiligheidsfouilleren en visiteren (met privaatrechtelijke toestemming).
  3. Event Security Officer
    = In dienst van: Particuliere instantie;
    = Opsporingsbevoegdheid: Nee;
    = Legitimatie: Blauwe pas (legitimatie);
    = Bewapend: Nee;
    = Uniform: Uniform met zichtbaar “beveiligings-V”;
    = Inzetbaar: Alleen voor, tijdens en/of na een evenement;
    = Fouilleren: Mag veiligheidsfouilleren en visiteren (met privaatrechtelijke toestemming).

2.11 Overige bepalingen

  • Honden: De ESO mag niet gebruik maken van honden tijdens de werkzaamheden.
  • Wapens: De ESO is niet bewapend. Ook niet handboeien en/of pepperspray.

Literatuur