Brandbestrijding

Brandbestrijding

1.  Brand en de gevaren bij brand

  • Oorzaak branden
    – Defecten in apparaten en technische storingen.
    – Ondeskundig handelen.
    – Uitvoeren brandgevaarlijke werkzaamheden: lassen, solderen, dakdekken of laboratoriumwerk.
    – Broei in bulk- of afvalproducten.
    – Ontploffing.
    – Brandstichting.
    – Onvoorzichtigheid bij het roken.
  • Definitie brand
    – Ongewenst.
    – Veroorzaakt schade of gevaar.
    – Kan zich ongehinderd uitbreiden.

1.1. Brand en branddriehoek

  • Begin brand
    – Brand bevindt zich nog op de plek waar het ontstaan is.
  • Herkennen brand
    – Zien van vlammen en/of rook.
    – Horen van knetteren van de brand.
    – Voelen van warmte/hitte.
    – Ruiken van brandlucht.
  • Branddriehoek (vijfhoek)
    – Brandbare stof.
    – Zuurstof.
    – Ontbrandingstemperatuur.
    – (Gassen-zuurstof => mengverhouding)
    – (Catalysator => Vlam wordt groter)
  • Zuurstof
    – Normaal 21% zuurstof (O) in de lucht.
    – Ruim voldoende om brand te doen ontstaan.
  • Verwijderen zijden van branddriehoek
    – Brandbare stof => Sluiten gastoevoer, verwijderen materiaal.
    – Zuurstof => Bedekken met een deken, deken van schuim.
    – Temperatuur =>Afkoelen met water.

1.2. Gevaren bij brand

  • Gevaar in de omgeving
    – Denk eerst aan Eigen Veiligheid!
    – Wie zorgt er voor jou als jij dat niet eerst doet?
  • Gevaar van rook
    – Rookontwikkeling en -verspreiding zal sneller verlopen dan de uitbreiding van het vuur.
    – Meer slachtoffers overlijden door inademen rook, dan door het vuur.
    – Denk aan: verbranding van luchtwegen, giftige rook.
  • Gevaar van hitte
    – Hitte is in eerste instantie hoog in de ruimte, later daalt het als een deken naar beneden.
    – Dit laatste leidt tot brandwonden bij de in de ruimte aanwezige personen.
    – Hitte kan overige materialen in de ruimte in brand zetten è uitbreiding van de brand.
  • Gevaar van  koolmonoxide (CO)
    – Koolmonoxide is onzichtbaar, reukloos, smaakloos en brandbaar.
    – Koolmonoxide leidt na enige tijd tot zuurstofgebrek (beperkte opname zuurstof)
    => Koolmonoxide omkapselt hemoglobine, waardoor geen zuurstof kan worden opgenomen in het bloed.
    => Koolmonoxide hecht zich ruim 200x makkelijker aan rode bloedcellen dan zuurstof.
    => CO verdringt het de zuurstof in het bloed heel gemakkelijk.
    =>- Het bloed kan daardoor steeds minder zuurstof vervoeren.
    => Weefsels en organen die constant veel zuurstof nodig hebben, zijn hiervoor het gevoeligst.
    – Ontstaat vooral bij het begin van de brand.
  • Gevaar van elektriciteit
    – Elektriciteit kan de temperatuur doen stijgen en daardoor brand laten ontstaan.
    – Schakel bij brand – indien mogelijk – de elektriciteit uit bij de elektriciteitskast, voordat er met
    blussen begonnen wordt.
    – Water geleidt elektriciteit. Blus daarom NOOIT de elektriciteitskast met water, maar met
    1) CO2, 2) sproeischuim (mits geschikt) of 3) poeder (kans op gevolgschade)
    Voorkom dat je onder spanning komt te staan.
    Waarschuw de brandweer bij brand in een elektriciteitskast. 
    =>
    Deze zal controleren of de brand is ontstaan inde elektriciteitsleidingen.
  • Gevaarlijke stoffen
    Gevaren van stoffen worden met gevaarsetiketten weergegeven
    – (EU Global Harmonize System).

    – Waarschuw – indien mogelijk – deskundige hulp.
    – Neem – zo mogelijk – een etiket of veiligheidsinfromatieblad van de betreffende stof mee.
  • Brandklassen
    De toepassing van een blusmiddel is afhankelijk van de brandende stof:
    A)  Vaste stoffen. (hout, papier, textiel)
    B)  Vloeistoffen.
    C)  Gassen. (aardgas, LPG, butagas, propaan)
    D)  Metalen. (aluminium, lichtgewicht velgen, natrium)
    E)  Elektriciteit. (spanning)
    F)  Vetten en oliën.

2. Fasen brandbestrijding

  • Brandmelding
    – Eerst controleren status brand.
    – Inschatten bluspoging doen en/of direct beginnen met ontruimen.
    – Eventueel brandweer alarmeren.
  • Controleren brandmelding
    – Bij voorkeur met twee personen.
    – Bij voorkeur met een blustoestel bij de hand.
    _ 1) Inschatten situatie
    _ 2) Inschatten bluspoging veilig om te doen en/of direct beginnen met ontruimen.
    _ 3) Eventueel brandweer alarmeren.
    => Besluit tot ontruimen in overleg met ploegleider BHV, andere leidinggevende of directie.
  • Inschatten van de situatie
    – BHV-er moet beginnende brandjes kunnen blussen.
    – BHV-er moet kunnen beoordelen wanneer de brandweer in actie moet komen.
    – Kijken, denken, handelen!!!
    – Eigen veiligheid gaat altijd voor.
  • Situaties bij brand
    1. Brand is zichtbaar.
    2. Brand is niet zichtbaar, maar achter een gesloten deur.
  • Brand is zichtbaar
    Inschatten of de brand direct te blussen is.
    – Bluspoging !! =>Blijf controleren of de vlammen niet opnieuw oplaaien.
    – Nacontrole !! => Controleer of het brandje wel echt uit is!
  • Brand is niet zichtbaar, maar achter een gesloten deur.
    1. Deur met raam!
    => Rook zichtbaar door raam !! Ruimte niet betreden. Houd de deur dicht.
    2. Deur zonder raam!
    => Rook zichtbaar onder deur en via de naden !! Houd de deur dicht.
    => Geen rook, lampje alarmindicator boven deur is aan !!! Houd de deur dicht.
    => Alarmindicator geeft immers aan dat een brandmelder is afgegaan.
  • Controleren van deuren bij vermoeden van brand.
    1.  Controleer de temperatuur van het deuroppervlak.
    = Warme deuroppervlak is indicatie van hoge temperatuur aan andere kant van de deur.
    = Laat deuren die warm aanvoelen dicht!!!
    = Ook als de deur niet warm aanvoelt, kan er  brand zijn!
    2. Deur voelt koud aan!! è Deur openen volgens de deurprocedure.
    3. Controleer op brand en/of rook aan de andere zijde van de deur.
    4. Inschatten of een veilige bluspoging nodig is en/of mogelijk is.
    => Let altijd op de eigen veiligheid!!

2.1. Deurprocedure

  • Houd de rug van de hand – op enige afstand – bij de deur. (Warmte van de deur.)
    1. De deur voelt warm aan!
    2. De deur voelt koud aan!
  • De deur voelt WARM aan! => Voorkom uitbreiding brand.
    a. Laat de deur dicht!!
    b. Blijf in veilig gebied.
    c. Roep of er iemand achter de deur is.
    – Ook als er iemand achter de deur is … laat een gesloten deur dicht.
    – Geef de slachtoffer(s) opdracht in de richting van je stem kruipen.
    – Blijf de slachtoffer(s) aanroepen.
    – Probeer de locatie van de slachtoffer(s) in die ruimte vast te stellen.
    => Let altijd op de eigen veiligheid!!
    d. Waarschuw de omgeving.
    e. Alarmeer de brandweer en geef door of er slachtoffers zijn.
  • De deur voelt KOUD aan!
    a.   Leg de rug van je hand op de klink.
    – Klink voelt koud aan, openen van de deur is redelijk veilig.
    – Voor het openen van de deur door de knieën gaan. (Laag opstellen)
    => Laat je niet overvallen door een mogelijke steekvlam doe door de deurspleet aan de
    bovenkant naar buiten komt.
    b.  Kijk waar de scharnieren zitten. (Bepalen draairichting van de deur)
    Toedraaiende deur => Deur draait naar je toe!
    = Kniel achter de deur en beperk de beweging van de deur door een voet dwars op de
    deur te plaatsen op enkele centimeters afstand.
    Afdraaiende deur => Deur draait van je af!
    = Kniel achter de muur naast deurklink.
    c.   Beperk de beweging van de deur door een voet dwars op de deur te plaatsen  op enkele centimeters afstand.
    d. Open de deur vervolgens een stukje.
    – Open de deur altijd voorzichtig met hoofd afgewend.
    – Houdt de klink vast, zodat de deur bij gevaar direct weer gesloten kan worden.
    e. Wacht enkele seconden en controleer je vlammen of rook ziet aan de bovenzijde van de deur.
    – Vlammen en/of rook!! => Sluit de deur direct.
    – Geen vlammen en/of rook!!  => Open de deur iets verder.
    f. Blijf laag bij de grond en roep of er iemand is.
    g. Kijk of je brand en/of rook ziet.
    – Vlammen en/of rook!! => Schat in of een veilige bluspoging mogelijk is!
    – Vlammen en/of rook en wel personen aanwezig
    =  Sluit de deur.
    = Geef de slachtoffer(s) opdracht in de richting van je stem te kruipen.
    = Probeer de locatie van de slachtoffer(s) in de ruimte vast te stellen.
    – Geen vlammen en/of rook en geen personen aanwezig => Sluit de deur.
    – Geen vlammen en/of rook en wel personen aanwezig => Ga de ruimte in.
    h. Waarschuw de omgeving.
    i. Alarmeer de brandweer en geef door of er slachtoffers zijn.
  • Let altijd op de eigen veiligheid!!
    Ga de ruimte alleen binnen als er geen rook is en je de ruimte volledig kunt overzien.

2.2. Algemene regels bij blussen

  • KIJKEN, DENKEN, DOEN.
  • Let op de eigen veiligheid!

1. Neem een blusmiddel mee.
2. Ga bij voorkeur met twee BHV-ers op pad.
3. Benader de brand tot op veilige afstand.
=> Een afstand waarbij je goed zicht hebt, en geen rook ziet en/of hitte voelt.
4. Blijf voortdurend laag. (Voorkomen van rook in de longen)
5. Kijk wat er brandt.
6. Schat in of er sprake is van een beginnende brand.
=> Is de brand te benaderen (temperatuur niet te hoog)?
=> Kan je de brand blussen?
7. Controleer of je het juiste blusmiddel bij je hebt en/of de brand met het aanwezige blusmiddel kan worden geblust.
8. Test het blusmiddel (proefstoot).
9. Ga niet voorbij het brandende object en zorg voor een veilige vluchtroute
=> Let op eigen veiligheid.
10. Blus de brand.
=> Blijf laag en op blus op veilige afstand.
=> Maak gebruik van de worplengte van de blusstof. (Worplengte bepaalt de veilige afstand.)
=> Houd rekening met de wind bij een buiten brand.
11. Ga door met blussen tot de brand volledig uit is.
=> Voer altijd een nacontrole uit!
=> Controleer ook of de omgeving geen vlam heeft gevat. (vitrage, zonwering, bureaus,
bureaustoelen etc.)
=> Verplaats voorwerpen om te kijken over de vloerbedekking eronder vlam heeft gevat.
12. Blijf op afstand controleren of de brand niet opnieuw oplaait.

2.3. Gebruik van blustoestellen

  • Blustoestellen
    1) Brandslanghaspel
    2) Blusdeken
    3) Draagbare blustoestellen!
    = Rode cilinders, meestal voorzien van een korte slang.
    = Vulling: water, poeder, CO2 (koolzuursneeuw) of water met schuimvormend middel.
    = Gebruiksaanwijzing altijd kort en duidelijk bedrukt op de cilinder.
    = Pictogram geeft aan waarvoor het blustoestel geschikt is.
    =>  Alleen geschikt voor gebruik bij het begin van een brand.
  • Soorten draagbare blustoestellen
    a. (Sproei)schuimblusser
    b. Poederblusser
    c. CO2 blusser

2.3.1. Brandslanghaspel

  • Algemeen
    – Water is vaak onbeperkt aanwezig.
    – Geschikt vooral voor blussen vloeistofbranden (A).
    – Niet gebruiken bij BE-branden. Let op waarschuwingsbord!!
    – Brandslanghaspels  zijn ronde rode schijven met een slang ertussen opgerold.
    – Lengte van de slang varieert per situatie. Meestal 25 tot 30 meter.
    – Worplengte is minimaal 5 meter.
  • Werking
    – Werking berust op het verlagen van de temperatuur uit de branddriehoek.
    – Sproeistraal  levert verneveling in kleine druppeltjes.
    => Hierdoor wordt het contactoppervlak met de hitte vergroot en grotere verdamping. (Afkoeling)
    => Afkoeling betekent veilige benadering van de brandhaard.
  • Nadelen
    –  Blussen met water leidt tot waterschade.
  • Toepassen
    1. Gereed maken blustoestel
    Rol de slang circa 2 meter af.
    – Draai de hoofdafsluiter in de waterleiding (boven of onder de haspel) volledig open (linksom).
    – Open de straalpijp gedurende enkele seconden.
    => Controleer of er druk op de waterleiding staat en er water uit de slang komt.
    – Na deze controle de brandslanghaspel helemaal uitrollen op en de slang op de grond leggen. Pas daarna in de richting van de brand.
    2.  Benaderen brand.
    – Straalpijp in de ene hand en de slang in de andere hand.
    – Benader de brand laag met een brede sproeistraal.
    = Sproeistraal werkt als hitteschild tegen stralingswarmte.
    3.  Blussen.
    – Begin op worplengte 10 meter van de brand met blussen.
    – Blijf laag en richt altijd op de onderkant van de vlammen. (Afkoelen brandhaard)
    – Blus in een draaiende beweging met de sproeistraal.
    – Draai de sproeistraal langzaam naar een minder brede sproeistraal, totdat de vlammen kleiner
    worden.
    – Hoe kleiner de sproeistraal, hoe korter de worplengte.
    => Gebonden straal: Als voorwerp niet kan worden omver gespoten of weggespoten.
    – Blus enige tijd na met middelgrote sproeistraal.
    4.   (Na)controle
    Controleer of de brand uit is, door links en rechts in de brandhaard te kijken.
    – Nacontrole door te luisteren of je de brandhaard nog hoort knetteren (hout), of geen vuur of
    rook meer zicht baar is (textiel)

2.3.2. Blusdeken

  • Algemeen
    – Gemaakt van onbrandbare stoffen.
    – Verschillende afmetingen.
    – Opgeborgen in speciale houders
    – Geschikt voor blussen kleine brandjes (ABE)
    – De blusdeken kan ook gebruikt worden bij de vlam in de pan.
    => Laat na het blussen de pan een half uur afkoelen.
    => Gebruik nooit water om de vlam in de pan te blussen. (Water en vuur verdragen elkaar niet.)
  • Werking
    – Werking berust op verwijderen zuurstof (verstikking) uit de branddriehoek.
  • Toepassen
    1. Gereed maken blusdeken.
    – Trek de deken uit de houder (zie gebruiksaanwijzing) en vouw de deken open.
    – Pak de deken tussen duim en vingers.
    – Beweeg de armen omhoog.
    – Draai de handen naar binnen. (Handen zijn nu in de deken gewikkeld)
    2. Benaderen van de brand. (Slachtoffer ligt op de grond.)
    – Houd de deken schuin voor je, zodat je niet over de deken kunt struikelen.
    – Houd de deken als bescherming voor je.
    – Benader het slachtoffer en roep het aan.
    – Benader het slachtoffer aan de zijkant, ter hoogte van de schouder van het slachtoffer en naast het hoofd.
    – Kniel naast het slachtoffer.
    3.   Blussen van de brand.
    Leg de deken direct ter hoogte van de schouders van het slachtoffer neer.
    => Scherm het hoofd af van de vlammen.
    – Leg de deken – met de hand die het dichtst bij het hoofd is – op de schouder van het slachtoffer
    en schuif die hand over die schouder onder de kin door naar de andere schouder.
    = De onderarm licht nu over de bovenkant van het lichaam van het slachtoffer, met de elleboog
    op een schouder en de hand op de ander schouder.
    – Blijf de deken tegen het lichaam drukken met de onderarm, zodat de vlammen het gezicht van
    het slachtoffer niet kunnen bereiken.
    = Leun niet te zwaar op het slachtoffer.
    – Leg met de andere hand de deken zo neer dat de brandhaard wordt afgedekt.
    – Laat met deze hand de deken los en bestrijk nu met deze hand het gehele lichaam vanaf de
    schouder/hals naar beneden.
    = Zo wrijf je de lucht (zuurstof) weg onder de deken vandaan.
    – Stop de teken aan weerszijden onder het lichaam van het slachtoffer en in het kruis.
    = Voorkom dat er lucht onder de deken komt!
    – Ga door tot het zeker is dat de brand is geblust.
    4.   (Na)controle.
    – Wikkel de handen weer in de deken (zie boven)
    – Laat een arm bij het hoofd liggen en haal die zo laat mogelijk weg om het slachtoffer te
    beschermen tegen rook en eventueel oplaaiende vlammen.
    – Strek de andere arm.
    – Houd de armen gestrekt bij het opstaan.
    => Houd de deken als schild tussen jou en het slachtoffer.
    – Stap nu achterwaarts en laat de deken zakken.
    – Als de brand geblust is met de blusdeken, koel dan het slachtoffer met  water.
    – Als blijkt dat de brand nog niet (helemaal) geblust is, leg dan direct de deken weer terug op het
    slachtoffer. En wrijf de lucht onder de deken vandaan!

2.3.3. (Sproei)schuimblusser

  • Algemeen
    – Cilinders gevuld met water waaraan schuimvormend middel is toegevoegd.
    – Voorzien van een speciale pijp om het mengsel te vernevelen in zeer kleine druppels.
    => (A) Dringt snel door in brandende vaste stoffen.
    => (BE) Bij brandende vloeistoffen en brand onder spanning vormt het mengsel een afsluitend
    schuimlaagje.
    = Lees de gebruiksaanwijzing op de cilinder voor toepasbaarheid!!
    = Houd wel voldoende afstand.
    – Schuimblusmiddel: 4% schuimmiddel / 96% water.
    – Sproeischuim: douchekop / Schuim: één gat.
  • Werking
    – Wegnemen temperatuur (A) uit de branddriehoek
    – Wegnemen zuurstof (BE).
    – Vetblussen: haalt temperatuur vet naar beneden.
    – Alternatief: blusdeken of deksel.
  • Deksel op pan
    => Deksel over het vuur, afzuigkap uit, gas uit.
    => Geen/niet water gebruiken, deksel laten liggen (voorkomen herontsteking), pan ter plekke laten afkoelen.
    => Kookpunt vet: 195 C / water: 100 C. Vet op water => stoom => vet vliegt uit de pan!!
  • Nadeel
    Tast roestvrij staal aan.
  • Toepassen
    1.  Gereed maken blustoestel.
    – Zet het apparaat stevig op de grond neer.
    – Verwijder de borgpen, trek eventueel het zegel weg.
    – Pak in een hand de blusser bij de handgreep en in de andere hand het straalpijpje
    – Wijs met het straalpijpje naar de grond en geef een proefstoot door de handgreep in te knijpen.
    2.  Benaderen van de brand.
    – Benader een brand altijd laag tot op ongeveer 5 meter van de brand. (Is worplengte.)
    3.  Blussen.
    – Benader de brandhaard totdat het blusmiddel de brandhaard goed kan raken en goed geblust
    dan worden.
    – Richt het straalpijpje op het vuur en knijp in de handgreep.
    – Blus over de onderkant van de vlammen (verwijderen zuurstof)
    – Blus met een van links naar rechts (en omgekeerd) beweging.
    – Blus ononderbroken, totdat je geen vlammen meer ziet.
    => (A) Zorg dat het poederschuim de brandhaard geheel bedekt. Blus van diverse zijden.
    => (BE) Laat de schuimlaag zich rustig verspreiden en er een gesloten schiimlaag ontstaat.
    => Blusstraal mag niet op te korte afstand op vloeistof worden gericht. è Voorkom opspatten
    vloeistof en daardoor verspreiding van de brand.
    4.  (Na)controle.
    Controleer het gebluste object op brand en blijf het in de gaten houden.
    => Voorkom kans op herontsteking door hitte van de vloeistof en hete delen van het object.
    – Neem afstand tot het object door achterwaarts op veilige afstand te begeven,
    – Voer een nacontrole uit!

2.3.4. Poederblusser

  • Algemeen
    – Groot blusvermogen.
    – Poeder (natrium) is geschikt voor soorten branden (ABCE, BC en D)
    – Poeder geleidt geen elektriciteit. (wandcontactdozen of schakelaars)
    => Bij gasbranden moet eerst de gastoevoer worden afgesloten!!! => Explosiegevaar!!!
  • Nadelen
    –  Veroorzaakt veel schade.
    => Poeder is heel fijn, verspreidt zich makkelijk en kan daardoor veel schade veroorzaken.
  • Werking
    – Werking op basis van beïnvloeding van de brand zelf.
    – Poeder bevat stoffen die de verbinding brandbare stof met zuurstof vertragen, doven vlammen!
    – Brandvijfhoek: negatieve catalysator. Stopt corrosieproces.
  • Toepassen
    1.   Gereed maken blustoestel.
    Zet het apparaat stevig op de grond neer.
    – Verwijder de borgpen, trek eventueel het zegel weg.
    => Sommige poederblussers moeten worden geactiveerd voor gebruik. Zie handleiding!
    – Pak in een hand de blusser bij de handgreep en in de andere hand het straalpijpje of slang.
    – Wijs met de bluskoker naar de grond en geef een proefstoot door de handgreep in te knijpen.
    => Controle juiste blusrichting.
    2.   Benaderen van de brand.
    – Benader een brand altijd laag tot op ongeveer 5 to 7  meter van de brand. (Is worplengte.)
    3.   Blussen.
    – Richt het straalpijpje voor het vuur en knijp in de handgreep.
    => Er ontstaat een wolk van blusstof. Hoe groter de bluswolk, hoe groter het effect.
    – Blus over de onderkant van de vlammen (verminderen zuurstof)
    – Blus met een van links naar rechts (en omgekeerd) beweging.
    – (A): stootsgewijs toedienen van blusmiddel.
    – (B): ononderbroken toedienen, totdat je geen vlammen meer ziet.
    => Zorg dat het blusmiddel de brandhaard geheel bedekt.
    => Blusstraal mag niet op te korte afstand op vloeistof worden gericht. è Voorkom opspatten
    vloeistof en daardoor verspreiding van de brand.
    => Benader eventueel de brandhaard tijdens het blussen.
    => Blus de brand van diverse zijden, maar ga nooit voorbij het object. è
    => Denk aan de veilige terugweg.
    4.   (Na)controle
    – Controleer het gebluste object op brand en blijf het in de gaten houden
    => Voorkom kans op herontsteking door hitte van de vloeistof en hete delen van het object.
    – Neem afstand tot het object door achterwaarts op veilige afstand te begeven,
    – Voer een nacontrole uit!

2.3.5. CO2 blusser

  • Algemeen
    – Koolzuursneeuwblusser
    – Toepassen waar andere blusstoffen of veel schade geven of gevaar voor de gebruiker opleveren.
    => Weinig nevenschade.
    – Herkenbaar door grote bluskoker.
    – CO2 in de blusser
    = Is als vloeistof aanwezig.
    = Komt met veel lawaai vrij.
    = Gaat het geluid omhoog dan is de blusser zo goed als leeg.
    = Koude CO2-wolk is goed zichtbaar.
    – CO2 is geschikt voor klasse B branden (vetten, oliën en vloeistoffen) en ook klasse E (elektriciteitsbranden).
    => Vetten en oliën hebben de neiging van herontsteking.
    – Korte worplengte: 0,50 – 1 meter.
  • Nadelen
    – CO2 verdringt zuurstof, kans op zuurstofgebrek in kleine en/of lage gesloten ruimten.
    – CO2-wolk is zeer koud, kans op bevriezingsverschijnselen.
    – Bluskoker kan ongeveer 80 graden Celsius onder nul (0) worden.
    => Niet bluskoker aanraken!!!
    => CO2-wolk niet op mensen en/of dieren richten.
  • Werking
    – Werking op basis van verdringing van zuurstof. (Niet afkoeling)
    – Verwijderen zuurstof uit de branddriehoek.
    – < 18% O2 => tekort voor de mens.
  • Toepassen
    1.   Gereedmaken blustoestel.
    – Zet het apparaat stevig op de grond neer.
    – Verwijder de borgpen, trek eventueel het zegel weg.
    – Pak in een hand de blusser bij de handgreep en in de andere hand de bluskoker.
    – Wijs met de bluskoker naar de grond en geef een proefstoot door de handgreep in te knijpen.
    => Raak de bluskoker niet aan met de blote huid in verband met gevaar voor bevriezing.
    2.   Benaderen van de brand.
    – Benader een brand altijd laag tot op ongeveer 1 meter van de brand. (Is worplengte CO2.)
    3.   Blussen van de brand.
    – Richt de bluskoker op het vuur en knijp in de handgreep.
    – Blus over de onderkant van de vlammen (verwijderen zuurstof)
    – Blus met een van links naar rechts (en omgekeerd) beweging.
    – Blus ononderbroken, totdat je geen vlammen meer ziet.
    => Zorg dat de CO2 de brandhaard geheel bedekt.
    => Blusstraal mag niet op te korte afstand op vloeistof worden gericht. è Voorkom opspatten
    vloeistof en daardoor verspreiding van de brand.
    4.   (Na)controle.
    – Controleer het gebluste object op brand en blijf het in de gaten houden
    => Voorkom kans op herontsteking door hitte van de vloeistof en hete delen van het object.
    – Neem afstand tot het object door achterwaarts op veilige afstand te begeven,
    – Voer een nacontrole uit!

2.4. Vaste blusvoorzieningen

  • Vaste blusvoorzieningen.
    1.   Droge blusleiding.
    2.   Sprinklerinstallatie.

2.4.1. Droge blusleiding

  • Een pijp in, aan of onder een gebouw of terrein.
    – Komen voor in hoge, diepe en grote bedrijfscomplexen.
    – Op elke verdieping of op bepaalde afstanden zitten afsluiters met een aftappunt (aansluitpunt).
  • Door de aansluitpunten hoeft de brandweer geen slangen door trappenhuizen te leggen.
    => Hierdoor kan snel worden gewerkt en de doorgang worden vrijgehouden.
  • BHV-er kan deze vaak zelf niet gebruiken.
    – BHV-er moet de plaats van de aansluiting(en) wel kennen om de brandweer van dienst te zijn.

2.4.2. Sprinklerinstallatie

  • Een vast aangebrachte brandblusinstallatie om een beginnende brand te detecteren,
    te signaleren,  te beheersen dan wel te blussen.
  • Sproeiknoppen (sprinklers) aan het dak of plafond starten met blussen bij een bepaalde
    temperatuur.

Lees:

  • Basisopleiding Bedrijfshulpverlener, NIBHV 2011