Wet bescherming persoonsgegevens

Wet bescherming persoonsgegevens

  • Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft regels ter bescherming van de privacy van burgers.
  • De wet is op 1 september 2001 in werking getreden.
  • Met deze wet wordt (ongewenst) verspreiden aan derden van persoonsgegevens gecontroleerd.
  • De burger heeft volgens de Wbp bepaalde rechten, zoals
    = het recht om te weten wat er met zijn persoonsgegevens gebeurt.
    = de burger mag zijn gegevens – tegen betaling conform het Besluit kostenvergoeding Wbp – te allen tijde inzien.
    = mag ook verzoeken tot onder andere correctie van zijn gegevens en bezwaar maken tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens
    = in het geval van bijvoorbeeld het gebruik van persoonsgegevens voor direct marketing moet dit bezwaar gehonoreerd worden.
  • Organisaties die persoonsgegevens verwerken hebben bepaalde plichten.
    = persoonsgegevens mogen verzameld en verder verwerkt worden, mits
    _ daarvoor welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven doelen zijn.
    _ deze doelen gerechtvaardigd zijn door bijvoorbeeld toestemming van de betrokken burger.
    _ zij – uitzonderingsgevallen daargelaten – de burger laten weten wat zij met zijn gegevens (gaan) doen.
  • De wet is van toepassing op alle vormen van het verwerken van persoonsgegevens, ongeacht of die verwerking nu op papier of in computerbestanden gebeurt.
  • Verwerken is een heel ruim begrip:
    = het omvat het gehele proces van verkrijgen, combineren, bewerken, opslaan, doorgeven tot vernietigen van gegevens.
  • De Wbp is niet van toepassing
    = op gegevensverwerking voor persoonlijk of huiselijk gebruik.
    = slechts beperkt van toepassing op bijvoorbeeld journalistiek gebruik van persoonsgegevens.

1. College Bescherming Persoonsgegevens

  • Het geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd verwerken van persoonsgegevens moet in principe gemeld worden aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).
  • Het CBP neemt die meldingen op in een openbaar register.
    = deze opname is geen rechtmatigheidstoets, dat wil zeggen opname betekent niet dat het CBP vindt dat de verwerking plaatsvindt in overeenstemming met de Wbp.
  • Op de naleving van de Wbp wordt toezicht gehouden door het College Bescherming Persoonsgegevens.

2. Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Relevante artikelen: artikelen 27 en 31 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)


Hoofdstuk 4. Melding en voorafgaand onderzoek
Paragraaf 1. De melding

Artikel 27 Wbp

  1. Een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt alvorens met de verwerking wordt aangevangen gemeld bij het College of de functionaris.
  2. Een niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt gemeld indien deze is onderworpen aan voorafgaand onderzoek.

Artikel 31 Wbp

  1. Het College stelt voorafgaand aan een verwerking een onderzoek in indien de verantwoordelijke:
    a. een nummer ter identificatie van personen voornemens is te verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het nummer specifiek bestemd is teneinde gegevens in verband te kunnen brengen met gegevens die worden verwerkt door een andere verantwoordelijke, tenzij het gebruik van het nummer geschiedt voor de gevallen als omschreven in artikel 24 Wbp;
    b. voornemens is gegevens vast te leggen op grond van eigen waarneming zonder de betrokkene daarvan op de hoogte te stellen, of
    c. anders dan krachtens een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voornemens is strafrechtelijke gegevens of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag te verwerken ten behoeve van derden.
  2. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.
  3. Bij wet of algemene maatregel van bestuur kunnen andere gegevensverwerkingen die een bijzonder risico inhouden voor de persoonlijke rechten en vrijheden van de betrokkene worden aangewezen waarop het eerste lid van toepassing is. Het College geeft in zijn jaarverslag aan in hoeverre naar zijn oordeel een dergelijke aanwijzing wenselijk is.
  4. Het College meldt een verwerking als bedoeld in het eerste lid, onder c, bij de Europese Commissie.

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning voor het instandhouden van een recherchebureau is vereist dat de aanvrager aantoont dat de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van de recherchewerkzaamheden, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, is gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).
Deze melding vindt plaats op grond van artikel 27 Wbp.

Het CBP bevestigt een melding van een verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden, als bedoeld in artikel 2 Wpbr, schriftelijk aan de melder. Uit deze bevestiging blijkt of het CBP een voorafgaand onderzoek instelt.

  • Indien de aanvrager geen ontvangstbevestiging van het CBP overlegt aan de Minister van Justitie, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
  • Indien het CBP na het beëindigen van een voorafgaand onderzoek verklaart dat een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden onrechtmatig is, adviseert het CBP de melder de verwerking aan te passen en een nieuwe dan wel gewijzigde melding te doen bij het CBP.
  • Indien het CBP verklaart dat een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden onrechtmatig is en de verantwoordelijke geen gebruik maakt van de geboden mogelijkheden om een nieuwe dan wel gewijzigde melding te doen, bericht het CBP aan de Minister van Justitie omtrent de uitkomst van het voorafgaand onderzoek en de geboden hersteltermijn die is verlopen zonder dat de verantwoordelijke gebruik gemaakt heeft van die hersteltermijn.
    De Minister van Justitie zal in deze situatie overgaan tot weigering of intrekking van de gevraagde of verleende vergunning, waarbij aan een door het betrokken recherchebureau eventueel ingesteld bezwaar of beroep geen schorsende werking zal worden toegekend.

Literatuur:

Plaats een reactie