Opiumwet

Opiumwet

  • Opiumwet (1919):
    = drugs mogen alleen voor medische of wetenschappelijke doeleinden verhandeld worden;
    = bezit was niet strafbaar.
  • Opiumwet (1928):
    = bezit was strafbaar;
    = gebruik was niet strafbaar.
  • Opiumwet (1976):
    = onderscheid verdovende middelen tussen
    _ harddrugs: drugs met een onaanvaardbaar risico
    (lijst 1) en
    _ softdrugs: hennepproducten
    (lijst 2).
    = focus op gezondheidsrisico;
    = “verdovende middelen” werd “bewustzijnsbeïnvloedende middelen”.
  • In beide gevallen is het in beginsel verboden om middelen die op de lijst staan:
    _ A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (smokkelen);
    _ B. te telen, te bereiden, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
    _ C. aanwezig te hebben (het bezit);
    _ D. te vervaardigen.

1. Verdovende middelen

  • Het woord narcoticum (meervoud: narcotica) wordt vaak gebruikt bij justitie en de politie voor verdovende middelen.
  • Verdovende middelen
    = Ook wel ‘downers‘. Tot deze groep behoren:

    • Alcohol (2)
    • benzodiazepinen; barbituraten
    • opiaten, zoals opium (1) of het opiumderivaat heroïne (1).
    • Sterk gerelateerd aan heroïne is morfine, dat, behalve als drug, in de geneeskunde ook wordt gebruikt als sterke pijnstiller.
    • Heroïne heeft een sterk pijnstillend effect, wordt het door drugsgebruikers gebruikt als geestelijk verdovend middel. De drug wordt gerookt, gesnoven of gespoten en is sterk verslavend.
    • Methadon, wat vaak afbouwend wordt gegeven tegen sommige afkickverschijnselen, kan langdurige afkickverschijnselen veroorzaken indien het langdurig gebruikt wordt. Bijvoorbeeld bij heroïneverslaafden die ‘clean’ zijn en ter voorkoming van een terugval en ter voorkoming van criminaliteit (en ter bevordering van de terugkeer in ‘de maatschappij’) langdurig deze pijnstiller gebruiken.
    • GHB (1)
  • Stimulerende middelen
    = Ook wel ‘uppers’ genaamd.

    • cocaïne (1)
    • amfetamines (2)  (Amfetamine wordt ook wel gebruikt als doping bij duursporten.)
    • MDMA (hoofdbestanddeel van XTC (2) )
    • nicotine
    • Methylfenidaat (wordt voorgeschreven bij behandeling van personen met ADHD, die hier juist rustiger van worden, of hen helpen om beter te studeren (kan verslavend effect hebben)).
    • Plantaardige stoffen (of stoffen die voorkomen in bijvoorbeeld) qat, thee, koffie, energiedrank, efedrine (efredra), guarana of het meer inheemse munt hebben een stimulerend effect, meestal zowel geestelijk als lichamelijk. Op lange termijn kunnen sommige van deze stoffen het lichaam juist uitputten. Bijvoorbeeld het gebruik van grote hoeveelheden energy drinks, met stoffen als cafeïne, guarana, suiker en taurine.
    • Steroïden (Stimulering van de spiergroei. Voornamelijk gebruikt door bodybuilders.)
    • Poppers (2)

2. Bewustzijnsbeïnvloedende middelen

  • List 1: bewustzijnsbeïnvloedende middelen met onaanvaardbaar risico
    = harddrugs – heroïne, cocaïne, LSD, GHB;
  • Lijst 2: bewustzijnsbeïnvloedende middelen met aanvaardbaar risico
    = softdrugs – marihuana (hasj, cannabis).
  • Strafmaat voor teelt, handel en export verschilt per lijst.
  • Huisdealers: geen harddrugs, geen reclame en niet teveel hasj bij zich.
  • Verkoop: nog steeds verboden. Valt onder gedoogbeleid.

3. Gedoogbeleid

  • Richtlijnen voor huisdealers (1980); ook voor coffeeshops.
  • Redenen gedoogbeleid:
    = scheiding van de markt in softdrugs en harddrugs;
    = decriminaliseren van jongeren. Voorkomen dat jongeren in aanraking komen met criminelen;
    = verminderde gezondheidsrisico’s voor lijst 2.
  • De wietpas:
    = De wietpas is bedoeld om te voorkomen dat buitenlanders in Nederland drugs komen kopen. (drugstoeristen)
    = Ingevoerd op 1 januari 2012 in de zuidelijke provincies Limburg, Noord Brabant en Zeeland.
    = De controles gaan per 1 mei 2012 van start.
    = In 2013 volgt de rest van het land, is de bedoeling:
    _ 1) Coffeeshops worden een besloten club met leden.
    _ 2) Leden moeten kunnen aantonen dat ze minimaal 18 jaar oud zijn en in Nederland wonen.
    (Overleggen van een recent uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie.
    Je hoeft geen inwoner van een gemeente te zijn om daar een wietpas te krijgen.)
    _ 3) Een coffeeshop mag in de toekomst niet binnen 350 meter van een middelbare school zijn gevestigd.
    _ 4) Ieder clublid is minimaal 1 jaar lid, ongeacht hoe vaak ze kopen.

4. Opsporing

  • Opsporingsambtenarenbetreffende de Opiumwet:
    = algemene opsporingsambtenaren;
    = inspecteurs voor de Volksgezondheid;
    = ambtenaren der invoerrechten en accijnzen (douane).

5. Beschrijving van diverse middelen

5.1 Marihuana, hasj, cannabis (lijst 2)

  • Hallucinogeen / psychedelisch
  • Vormen:
    = gedroogde Cannabis bloemtoppen (marihuana);
    = geperst in blokken (hasj/hashish);
    = geconcentreerde hasjolie (lijst 1).
  • Gebruik:
    = roken – stickie of joint (blowen);
    = eten – ‘space-cake’.
  • Werking:
    = ontspannen, zorgeloos, actief en spraakzaam;
    = roken – effect na enkele minuten, duurt 2-4 uur;
    = eten – effect pas na een uur (kans op risico).
  • Reacties:
    = duizeligheid, misselijkheid of flauwvallen (“flippen”);
    = te hoge dosis – neerslachtigheid, heftige angstgevoelens.
  • Wijze van opvang:
    = kalmeren tot het overgaat en iets zoets laten eten of drinken.
  • Verslavende werking:
    = geestelijke afhankelijkheid

5.2 Cocaïne (lijst 1)

  • Stimulerend / upper
  • Vormen:
    = wit kristalachtige poeder, gemaakt van de bladeren van cocaplant;
    = basecoke – cocaïne met ammonia of natrium bi carbonaat.
  • Gebruik
    = snuiven;
    = spuiten – water opgelost.
    = basecoke – voornamelijk door heroïnegebruikers. Veel riskanter.
  • Werking
    = vrolijk, zelfverzekerd, praterig, moeheid verdwijnt;
    = snuiven – na paar minuten, effect tot een half uur;
    = spuiten – direct, effect ongeveer 10 minuten.
  • Reacties:
    = rusteloos, geïrriteerd gedrag, van waanvoorstellingen tot agressie;
    = soms gevoel van beestjes onder de huid, zich open krabben;
    = snuiven – beschadigd neusslijmvlies (loopneus);
    = spuiten – spuitabcessen (ontstekingen).
  • Wijze van opvang
    = moet blijken uit open gesprek;
    = zonodig arts inschakelen.
  • Verslavende werking
    = geestelijke afhankelijkheid;
    = kans op depressief worden bij minderen of stoppen.

5.3 Amfetamine, speed (lijst 2)

  • Stimulerend / upper
  • Vormen
    = wekaminen – pepmiddelen (‘speed’ en ‘pep’);
    = werking stimulerend op het centrale zenuwstelsel.
  • Gebruik
    = slikken – pil;
    = snuiven – poeder;
    = spuiten.
  • Werking
    = oppeppend effect, eetlust verdwijnt;
    = slikken – werkt na 15 – 20 minuten;
    = snuiven – via neusslijmvlies, na paar minuten;
    = spuiten – direct;
    = Uitgewerkt na 4 tot 8 uur
  • Reacties
    = versnelde pols, verwijde pupillen en gespannen spieren;
    = duizeligheid, hoofdpijn, knarsetanden en snel bewegen van kaken;
    = bij uitwerking – onrust, prikkelbaarheid en angst;
    = onvoldoende drinken – kans op uitdroging en oververhitting;
    = soms gevoel van beestjes onder de huid, zich open krabben.
  • Wijze van opvang
    = moet blijken uit open gesprek;
    = zonodig arts inschakelen.
  • Verslavende werking
    = geestelijk afhankelijkheid;
    = down gevoel na gebruik, reden voor weer gebruiken.

5.4 Heroïne, opium (lijst 1)

  • Verdovend / downer
  • Vormen
    = ruwe opium – ingedroogde melksap van papaverzaadbal
    = heroïne na chemische bewerking – bruin, smack;
    = varieert van grof wit poeder tot geelbruine blokjes;
    = straatheroïne 30-40% opium.
  • Gebruik
    = chinezen – poeder op aluminiumfolie verhitten en dampen in longen zuigen;
    = spuiten – poeder in water oplossen en zuur op lepel verhitten. Oplossing door middel van injectiespuit in ader toedienen.
  • Werking
    = ontspannen, in zichzelf gekeerd en onverschillig;
    = verdovende werking (flash) komt snel en werkt 4 – 6 uur.
  • Reacties
    = vertraagde hartslag, daling lichaamstemperatuur en vernauwde pupillen;
    = in  begin – kans op braken, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, jeuk en vreem gevoel in het hoofd;
    = binnen 2 à 3 weken – onthoudingsverschijnselen: transpireren, lam en koud gevoel (kippenvel), loopneus, buikkrampen, pijn in armen en benen, braken en diarree;
    = onthoudingsverschijnselen verdwijnen bij hergebruik;
    = overdosis kan dood tot gevolg hebben;
    = methadon vangt onthoudingsverschijnselen op. Alleen onder doktersbegeleiding mag methodon worden toegediend.
  • Wijze van opvang
    = moet blijken uit open gesprek;
    = zonodig arts inschakelen.
  • Verslavende werking
    = grote geestelijke en lichamelijk afhankelijkheid.

5.5 XTC (lijst 2)

  • Stimulerend / upper
  • Vormen
    = Werkzame stof – MDMA;
    = pillen – hartje, tonnetje, dolfijntje, duifje;
    = capsules;
    = niet altijd MDMA, uitwerking onvoorspelbaar.
  • Gebruik
    = slikken.
  • Werking
    = oppeppend. Zorgeloos, ontspannen gevoel;
    = gevoel van verbondenheid met anderen;
    = onderdrukt vermoeidheid, komt later sterker terug;
    = waarneming wordt intenser;
    = werking na 20 minuten. Uitgewerkt na 4-6 uur.
  • Reacties
    = soms dagenlang depressief, chagrijnig;
    stijf gevoel in de kaken, hartkloppingen, rusteloos, droge keel, misselijkheid;
    = soms ontstaat paniek;
    = kans op verkeerde reactie – onbekende werkzame bestanddelen en hoeveelheden;
    = onvoldoende drinken – kans op uitdroging, oververhitting.
  • Wijze van opvang
    = zorg voor rustige omgeving en aanwezigheid vertrouwd persoon.
    = stel gerust;
    = schakel arts in bij fysieke problemen.
  • Verslavende werking
    = lichamelijke afhankelijkheid- steeds hetzelfde effect willen voelen.

5.6 Poppers (lijst 2)

  • Stimulerend / upper
  • Vormen
    = gelige, brandbare, snel verdampende vloeistof;
    = sterke (zweetvoeten) geur;
    = vroeger capsules die bij openen een “ploppend” geluid maakten;
    = in kleine flesje.
  • Gebruik
    = snuiven – vanaf zakdoek of rechtstreeks uit flesje.
  • Werking
    = werkt snel, uitwerking hooguit 1 minuut.
  • Reacties
    = kortstondig, gelukzalig gevoel;
    = onstpannen, slap, duizelig en warm gevoel;
    = irritatie bij directe huidaanraking;
    = bloedvaten verwijden, kans op flauwvallen;
    = hartkloppingen, bonkende hoofdpijn, zichtvermindering;
    = kans op verkeerde reactie – onbekende werkzame bestanddelen en hoeveelheden.
  • Wijze van opvang
    = zorg voor rustige omgeving en aanwezigheid vertrouwd persoon.
    = stel gerust;
    = schakel arts in bij fysieke problemen.
  • Verslavende werking
    = niet echt verslavend;
    = door gewenning behoeft aan meer voor zelfde effect.

5.7 Tripmiddelen, LSD (lijst 1)

  • Hallucinogeen / psychedelisch
  • Vormen
    = sommige paddestoelen, cactussoorten en bepaalde planten.
    = LSD is laboratoriumwerk;
    = papertrip – papier waarop vloeibare LSD is gedruppeld.
  • Gebruik
    = papertrip op de tong of opgelost in water;
    = slikken – kleine tabletjes;
    = thee drinken van paddestoelen;
    = kauwen op gedroogde schijven cactus
  • Werking
    = LSD – Na half uur tot 1 uur begint de ‘trip’. Piek tussen 2 en 6 uur. Uitgewerkt na 12 – 24 uur.
    = paddestoelen – trip is milder;
    = cactus – komt weinig voor.
  • Reacties
    = neemt een ander werkelijkheid waar (zien, horen, voelen);
    = intensere sensaties (zien, horen, ruiken, denken);
    = reacties onvoorspelbaar;
    = kans op gevoel in ‘trip’ gevangen te blijven;
    = kans op herbeleving (flashback).
  • Wijze van opvang
    = zorg voor rustige omgeving en aanwezigheid vertrouwd persoon.
    = stel gerust;
    = schakel arts in bij fysieke problemen.
  • Verslavende werking
    = snelle gewenning;
    = onthoudingsperiode inlassen wil hetzelfde effect bereikt worden;
    = geen onthoudingsverschijnselen;
    = kans op geestelijke of lichamelijke afhankelijkheid is te verwaarlozen.

5.8 GHB  (lijst 1)

  • Verdovend / downer
  • Vormen
    = GHB, een stof doe vroeger als narcosemiddel werd gebruikt bij operaties;
    = vloeibaar en poeder.
  • Gebruik
    = opgelost in drank
  • Werking
    = grote kans op overdosis;
    = Merkbaar in 5 – 30 minuten. Uitwerking na 3 – 5 uur.
  • Reacties
    = ontspanning, hallucinaties, euforie en seksuele prikkeling;
    = angsten en remmingen verdwijnen;
    = kans op duizeligheid, misselijkheid en hoofdpijn.
  • Wijze van opvang
    = zorg dat de gebruiker wakker blijft door beweging;
    = zorg dat een bewusteloze gebruiker vrij kan blijven ademhalen;
    = schakel direct medische hulp in.
  • Verslavende werking
    = kleine kans op verslaving;
    = soms geestelijke afhankelijkheid;
    = verlies effect bij regelmatig gebruik.

5.9 Alcohol (lijst 2)

  • Verdovend / downer
  • Vormen
    = alcoholische dranken.
  • Gebruik
    = drinken.
  • Werking
    = vrolijke dronk – persoon kan lastig zijn;
    = kwade dronk – persoon kan voor veel overlast zorgen;
    = remmingen kunnen wegvallen – reden voor gedrag met strafbaar feit.
    = dronken – onsamenhangend praten, slingerend lopen, vrolijk danwel agressief, luidruchtig lastigvallen, naar drank ruiken;
    = ruiken naar drank – kan oorzaak in ziekte of medicijn gebruik vinden.
  • Reacties
    = stimulerende werking – meer energie, moeheid verdwijnt;
    = verdovend werking – ontspannen en kalmerend;
    = bewustzijnveranderend – van invloed op stemming;
    = bij overmatig gebruik – volgende dag kans op hangover (kater).
  • Wijze van opvang
    = koffie drinken.
  • Verslavende werking
    = kans op lichamelijke afhankelijkheid.

Literatuur

Plaats een reactie