BHV en ontruiming

Voorbereiding van een ontruiming

1. Redenen van ontruiming

  • Situaties waarin de veiligheid van de mensen in het gebouw of complex in gevaar kan komen.
    => Brand, wateroverlast, ongeval met gevaarlijke stoffen, bommelding, dreiging van buitenaf  (gaswolk).
  • DOEL: Ervoor zorgen dat alle aanwezige personen op een effectieve en efficiënte manier het gebouw of complex verlaten.
  • BELANGRIJK : Zorg dat iedereen weet wat hem te doen staat.
  • ONTRUIMING: Gehele of gedeeltelijke ontruiming.
  • TAAK BHV-er: Controle gebouw/complex en begeleiden mensen, controle veilig verloop ontruiming.
  • BESLUIT: Vastgelegd door werkgever. Ploegleider, Coördinator/hoofd BHV, directie.

2. Afspraken over de gang van zaken bij ontruiming

  • Arbo-wet
    Iedere werkgever is op grond van de Arbo-wet verplicht voor een ontruimingsprocedure te zorgen.”
  • Algemeen
    – Brandveiligheidsmaatregelen aan het gebouw/complex.
    – Middelen bedoeld voor hulp bij niet-zelfredzame personen.
  • Ontruimingsprocedure
    – Is onderdeel van het BHV-plan
    – Beschrijving hoe een ontruiming plaats vindt.
    – Hoe het is beschreven is aan de werkgever: instructiekaarten, ontruimingsplan , -procedure.
  • Afhankelijkheden van beschrijving
    – Type bedrijf/instelling.
    – Type gebouw/werkplek.
  • Inhoud ontruimingsplan
    – Redenen voor ontruiming.
    – Wijze van informeren en instrueren aanwezigen.
    – Wie geeft opdracht tot ontruimen.
    – Wijze waarop BHV-er(s) worden gewaarschuwd.
    – Wijze waarop aanwezigen hun werkplek veilig achterlaten.
    – Omgang met persoonlijke eigendommen.
    – Omgang met niet-zelfredzame personen. (Speciale aandacht BHV?!)
    – Wijze van controle of iedereen de werkplek verlaten heeft.
    – Wijze van registreren of iedereen aanwezig is op de werkplek.
    – Wijze van ontruiming per afdeling/etage
    – Wie eventueel met een bepaalde taak op de werkplek achterblijft.
    – Wijze van verzamelen (verzamelplaats per afdeling/etage).
    – Wijze van bescherming eigendommen van de aanwezigen.
  • Instructie en voorlichting over handelen bij een incident.
    – Een wettelijke verplichting
    – Personeel moet op de hoogte zijn van de vluchtwegen en –aanduidingen.
    – Verhogen zelfredzaamheid personeel en efficiëntere verloop ontruiming.
    – Personeel moet kunnen herkennen wie BHV-er zijn (en weten wat de BHV-taken zijn)
    – Hoe sneller BHV wordt gealarmeerd, hoe groter hun inzet zal kunnen zijn.
  • Omgang met niet-zelfredzame personen.
    – Afspraken dienen worden gemaakt over de begeleiding bij en ontruiming.
    – Speciale aandacht BHV?!
  • Gasten
    – Bezoekers worden door gastheer meegenomen bij  een ontruiming.
    – Overige bezoekers worden door BHV begeleid.

3.  Voorzieningen en middelen voor een veilig verloop bij ontruiming

  • Vluchtwegen
    – Ieder gebouw dient over vluchtwegen te beschikken.
    – Aangegeven met goed zichtbare vluchtwegaanduidingen.
    – Aanduidingen dienen ook bij stroomuitval zichtbaar te zijn door noodverlichting.
    – Vluchtwegen buiten het gebouw moeten verlicht zijn.
    – Vluchtwegen en –deuren moeten altijd vrij zijn van obstakels die vluchten belemmeren.
    – Bij ontruiming moet iedereen het gebouw via de voor hem geldende vluchtroute verlaten.
    – Bij ontruiming geeft de BHV-er aanwijzingen aan de medewerkers om de vluchtroutes te volgen.
    – De BHV-er moet de vluchtroutes kennen (van zijn afdeling/etage), zodat deze de aanwezigen altijd een veilig vluchtroute kan aanwijzen.
    – De BHV-er heeft aandacht voor crowd control: Beheersen van de mensenstroom om paniek en gevaarlijke situaties te voorkomen.
  • Nooduitgang
    – (Nood)uitgangen vormen het laatste deel van de vluchtroute naar buiten.
    – Moeten altijd zonder hulpmiddelen kunnen worden geopend.
    – In geval van ontruiming moet vaak de BHV-er  mensen aanmoedigen om de nooduitgang te  gebruiken. (ervaring)
  • Nooddeur
    – Deze deuren zijn voorzien van “Nooddeur vrijhouden” of “Nooduitgang”.
    – Deze deuren moeten voorzien zijn van verlichting.
    – Deze deuren kunnen voorzien zijn van een panieksluiting.
  • Panieksluitingen
    – Vluchtdeuren met een panieksluiting kunnen alleen aan de binnenzijde worden geopend.
    – De deur gaat open door tegen een horizontale stang te duwen.
  • Compartimentering
    – Afscheiding van onderdelen van het gebouw met muren en wanden van een bepaalde brandwerendheid, zodat de brand gedurende die tijd binnen dat deel van het gebouw blijft.
    – Bepaalde brandwerendheid: 30 of 60 minuten.
    – Voorwaarde scheidingswanden vormen een gesloten geheel
    => Deuren gesloten en er zijn geen kieren of gaten in de wand aangebracht.
  • Zelfsluitende brandwerende deuren
    – Moeten een zelfsluitende brand- en/of rookwerende scheiding garanderen.
    – Deze deuren gaan bij een brandmelding automatisch dicht zodra de kleefmagneet de werking verliest.
    – De BHV-er zal een op andere wijze vastgezette deur moeten vrijmaken om brand en/of rook binnen of buiten het compartiment te houden.
  • Noodverlichting
    – Het verlichten van vluchtwegen.
    – Zorgen voor oriëntatie als de normale verlichting niet meer werkt.
    – Deze verlichting gaat automatisch aan als de stroom uitvalt.
    – Slecht zichtbare vluchtwegen en nooduitgangen moeten voorzien zijn van adequate noodverlichting.
    – Arbeidsplaatsen met bijzondere gevaren bij uitvallen van kunstlicht moeten voorzien zijn van  adequate noodverlichting.
    – Individuele verlichting is vereist als noodverlichting niet mogelijk is.
    – Soorten:
    _ 1) Algemene noodverlichting
    => Om bij stroomuitval in het bedrijf waar mensen verblijven en werken de  weg naar buiten aan te geven.
    _ 2) Transparantverlichting (vluchtwegsignalering)
    => Aangeven vluchtroute, uitgangen en nooduitgangen.
    => Deze verlichting moet ALTIJD branden, zolang er mensen in het gebouw zijn.
    => Achtergrond is groen, tekst/afbeelding is wit.
    => Moet altijd direct in het zicht hangen.
    => Tekst/afbeelding moet goed leesbaar zijn. (grootte)
    _ 3) Treden- of hellingverlichting
    => Aanschijnen van trappen/hellingen die deel uitmaken van de vluchtroute.
    _ 4) Nacht(nood)verlichting
    => Moet aangaan als de normale verlichting uit is gedaan van zonsondergang tot zonsopgang.
  • Liften
    – Liften mogen bij brand niet worden gebruikt!, behalve de brandweerlift.
    – Liftschacht is vaak rookkanaal bij brand.
    Gebruik bij brand alleen de trap(penhuizen)
    – Bij brand gaan liften automatisch naar de hoofdstopplaats.
  • Brandweerlift
    – Uitsluitend beschikbaar voor de brandweer, NIET voor de BHV.
  • Brandweerstand
    – Stand van schakelaar in de lift. (Sleutelcontact circa 2 meter boven de vloer.)
    – Lift gaat automatisch naar de hoofdstopplaats (meestal: begane grond)
    – Lift kan alleen vanuit de  de lift worden bediend.
  • Rook- en warmteafvoer-installaties
    – Zorgen voor het afzuigen van rook en warmte via het dak.
    – Zorgen voor een rookvrije laag bij de vloer voor behouden van zicht.
    – Afvoer via het dak.
  • Brandweeringang
    – Brandweerkluisje bij brandweeringang voorziet de brandweer bij afwezigheid van personeel van sleutels als nog het pand te kunnen betreden.
    – Het brandweerkluisje is voorzien van een inbraakalarm.
    – De brandweer heeft minstens toegang tot 1 van de toegangen bij automatisch alarm.
  • Brandweeropstelplaats
    – Afspraken kunnen worden gemaakt met de brandweer over de opstelplaats, zodat de brandweer
    ongehinderd haar werk kan doen.
  • Reddingsmiddelen
    – Hulpmiddelen om niet-zelfredzame personen te helpen in noodsituaties.
    – De leverancier dient instructie te geven over gebruik van het reddingsmiddel.
    – BHV-ers dienen getraind te zijn in het gebruik van reddingsmiddelen
  • Megafoon of omroepinstallatie
    – Apparatuur gebruikt om mensen OP AFSTAND aanwijzingen te geven, informatie te verstrekken.
  • Verzamelplaats
    – Een plek waar medewerkers en derden zich melden bij een ontruiming.
    – BHV-bord: “Verzamelplaats”.

4. Gedrag van mensen bij een ontruiming

  • Brandgevaar niet herkend.
    – Mensen blijken gevaren van brand niet te herkennen.
    – Mensen blijken te lang te wachten met vluchten è te gefocust op wat ze doen.
    – Mensen blijken bij een ontruiming ook door rook lopen.
    – Mensen die bekend zijn met de situatie blijken eerder door rook te lopen.
  • Brandalarm leidt niet tot de gewenste reactie.
    – Mensen reageren vaak pas laat op een brandalarm è zien alarm niet als noodzaak voor           ontruiming.
    – Als geen rook of vlammen worden waargenomen è geen noodzaak om de situatie te verlaten.
    – Mensen passen hun gedrag aan aan anderen
    => INFORMATIE OVER DE SITUATIE IS VAN BELANG OM IN ACTIE TE KOMEN.
  • Vluchtrouteaanduidingen worden nauwelijks gebruikt.
    – Mensen maken niet of nauwelijks gebruik van de groen vluchtrouteaanduidingen.
    – Mensen zijn zich vaak niet bewust van de aanwezigheid van de nooduitgangbordjes.
    – Mensen gebruiken de voor hen bekende route naar buiten, eerder dan de vluchtroutes.
  • Inzet BHV leidt tot kortere reactietijd.
    – Mensen volgen instructie van mensen met autoriteit (BHV) ALS de instructies overeenkomen met de eigen beoordeling van de situatie.
    – Inzet van getrainde BHV-ers bij ontruiming blijkt tot 10x korte reactietijd te leiden, dan bij inzet van niet-getraind personeel.
  • Geen paniek bij brand.
    – Mensen blijken bij het zien van brand niet in paniek te raken.
    – Doen juist niets, blijven staan kijken of gaan door met waar ze mee bezig zijn.
    – Bij een ontruiming helpen mensen elkaar.
    – Mensen met “autoriteit” kunnen een grote groep mensen op gecontroleerde wijze in veiligheid brengen.

Lees:

  • Basisopleiding Bedrijfshulpverlener, NIBHV 2011